'k weejt nie wur 'k urst àn moet gàn.

Ik weet niet wat ik als eerste moet gaan doen.

Ze zei dat soms een beetje vertwijfeld, achteraf denk ik dat ze dan ook in een soort HoogPool zat.


'k weejt nie wur 'k zuuke moet.

Ik weet niet waar ik het moet zoeken.
Ik ben ten einde raad.


Wa wow 'k nou ôk al wir zegge?
'k kan 'r æfkes nie ôpkomme ...
mær æst belangrijk is köm 't wæl wir trug.

Wat wou ik nou ook al weer zeggen?
Ik kan er even niet op  komen,
maar als het belangrijk is komt het wel weer terug.


Heiligen Antonius mijne vrind, maak dat ik mijn .... weer vind.
Als je dat maar de hele tijd bleef zeggen, hielp het om geconcenteerd te blijven zoeken naar ...
Dat bidden hielp dus écht!


Als je het dan toch niet kon vinden en je wist zeker dat het ergens in huis moest zijn, zei ze:
Dæ kömt'r wæl wir 's öt.
Dat komt wel weer eens te voorschijn.


De goej schεεr,
die mochten wij kinderen niet gebruiken, zelfs niet om papier mee te knippen.
Die was alleen om stof mee te knippen.


Nie in d'n handoek smææren.
Je moest goed afwassen, de droogdoek moest schoon blijven.
Je kunt niet schoonmaken met iets dat vies is.


Vur die in't kiesje liggen.
Voor het slapen gaan baden onze vádder en ons moeder een rôôzenhuujke, de rozenkrans  Wiki. Elke avond. 6 Onze Vaders Wiki en daartussen 5 keer 10 Weesgegroetjes Wiki.
Dat is wel erg veel en ook nog elke avond. Toch meen ik me dat te herinneren.
Dikwijls deden ze er dan nog een Weesgegroetje bij voor het zieleheil van iemand die pas overleden was.

Ons moeder vertelde een keer, dat ze vroeger in een bepaald gezin dan tenslotte nóg een WeesGegroetje baden Vur die in't kiesje liggen. Die hadden een klein houten kistje waar alle bidprentjes in lagen ...

Los van de vraag of het bidden van zo'n rozenkrans enig effect heeft voor de levenden of de doden, is het natuurlijk een prachtig slaapritueel om tot rust te komen, om de aandacht te richten op iets anders dan de dagelijkse besognes, om geest en lichaam aan te kondigen: nu gaan we slapen.


Bert Bleijs, een grote dikke man, zei volgens mijn moeder:
Driej aajer p'r dag zæn me aaltæ beloofd.
Men heeft mij altijd beloofd, dat ik drie eieren per dag zou krijgen.

Ze vertelde ook:
Diezelfde Bert Bleijs nam bruin brood mee in plaats van witte mik, als hij kwam meehelpen bij de oogst.
Om af te vallen.
Maar wel met twee eieren erbij.


Dæ 'w't nog lang meujge lusse, hæbbe zul 'oe'w't wæl.
Dat we het nog lang mogen lusten, hebben zullen we het wel.


Tante Toow zeej: ik gεεf ze 't goeij vurbild, en dan hæb ik 'r 't mæn toe gedàn.
Tante To, de oudste zus van ons moeder, zei: ik geef ze (haar kinderen) het goede voorbeeld, en dan zit mijn taak erop.


Tante Toow zeej: vruger liep ik mee twêê treeje tegelεεk d'n trap op, nou doeij'k alle treeje twi kirres.
Tante To zei: Vroeger liep ik met twee treden tegelijk de trap op, nu doe ik alle treden twee keer.


Het midden van het pleintje van het Kerkeneind was iets hoger, daar was vroeger het kerkhof geweest.
Toen wij, kinderen, vanuit de sloot die er omheen liep aan het graven waren, vonden we er beenderen.
Toen môche wij daor nie mer in dabbe.
Toen mochten wij daar niet meer in wroeten.


Een moeder zei ooit tegen haar kind dat op de kermis om veel te hete oliebollen zeurde:
Ge kun 't hæbbe æs ge wilt, mær ge brandt oew bakkes.
Hier heb je je oliebol, omdat je zo zeurt, maar je zult je mond branden.


Toen ik 4 was, kreeg ik een fietsje van Sinterklaas.
Na een half uurtje ploeteren in het losse zand, kon ik het nog steeds niet.
Volgens mijn moeder zei ik toen:
Zet dæ fietske mær op de zulder tot ik 't ken.
Zet dat fietsje maar op zolder tot ik kan fietsen.
Ze dachten dat ik erachter gekomen was dat het fietsje op zolder had gestaan tot het Sinterklaas was,
maar dat had ik helemaal niet in de gaten gehad.


Ge zult oewe næk wæl rööken.

Je zult je nek wel ruiken.
Dat zei ze, als iemand zei: Wat stinkt het hier.

Vroeger douchten de mensen die zich niet elke dag. En na een week hard werken ...


Zet dæ kattegejank toch af.

Dat zei ze als er violen op de radio kwamen.


Diej plante bloeje van ærremoej

Die planten bloeien van armoede.

Dat heb ik ons moeder nooit zelf horen zeggen,
maar ons Peetje heeft het gehoord.

(Zoals je ziet gaat dat op voor een lidcactus maar niet voor varens.)


Tis nie zô hænd'g æs dæ Hêêrôôm prikt.

Het is niet zo gemakkelijk als de priester het zegt. Theologie.nl
Oftewel: die man op de preekstoel heeft makkelijk praten.

Ook dit heb ik ons moeder nooit zelf horen zeggen, maar ons Miek heeft het wél gehoord van ons moeder.

By the way: bijna was ik zelf Heerbroer ensie.nl geworden op het seminarie.


Eerst goed, dan snel.
Dat zei ze in het Nederlands, dat had ze op de naailes geleerd.
Ze zei dat tegen mij toen ze me leerde aardappels schillen.
Ik heb die les ter harte genomen. En gebruik hem als ik zelf les geef.


Voor de uitspraak zie Het kempenlands dialect van Casteren





     Reageren