Het dal der plichten
Ik zit op den berg en kijk in het dal der plichten. Dat is dor, er is geen water, het dal is zonder bloemen en boomen. Er loopen veel menschen door elkaar. De meesten zijn wanstaltig en verwelkt en kijken voortdurend naar den grond. Na eenigen tijd sterven zij allen, toch zie ik niet dat hun aantal mindert, het dal ziet er steeds eender uit. Verdienen zij beter?
Ik rek mij uit en kijk op langs mijn armen naar de blauwe lucht.
Ik sta in het dal op een pleintje van zwarte sintels, bij een kleine stapel afbraakplanken en een onbruikbare waschketel. En ik kijk en zie mezelf zitten, daar boven, en ik jank als een hond in de nacht.
Nescio Wiki, Boven het dal (1922)
Geïnspireerd door Nescio heb ik geschreven:
Het dal der wanen
Ik zit op de berg en kijk in het dal der wanen. Daar is het heet, er zijn modderpoelen, er woekeren planten ruig omhoog of ze zijn helemaal verdord. Er kronkelen veel mensen door elkaar. De meesten zijn wanstaltig en misvormd en ze kijken verwilderd om zich heen. Ze zijn vastgeketend aan hun complexen, ze zitten in de kerkers van hun angsten en liggen op de pijnbanken van hun therapeuten, ze lopen in de tredmolens van hun cirkel-gedachten.
Na korte of langere tijd gaan ze allemaal dood en toch groeit hun aantal, maar het dal ziet er steeds hetzelfde uit. Verdienen ze beter?
Ik rek mij uit en kijk op langs mijn armen naar de blauwe lucht.
Ik sta in het dal op een pleintje bij een psychiatriese inrichting, bij een kleine stapel afbraakplanken en een afgedankte wasmachine. En ik kijk en zie mezelf zitten, daar boven, en ik jank als een hond in de nacht.